Cementsterkten

De sterkteontwikkeling van een cement wordt niet alleen bepaald door de samenstelling maar ook door de maalfijnheid, ingedeeld in klassen (32,5 - 42,5 - 52,5).

Deze indeling gebeurt op basis van een drukproef na 28 dagen. Binnen elke sterkteklasse bepalen de prestaties op jonge leeftijd het onderscheid tussen de ‘Normale’ (N) en de ‘Snelle’ (R) versie.

De mortelprisma's zijn gebaseerd op een standaardverhouding van cement, water en zand.

 

De sterkteaanduiding van cement heeft slechts beperkte invloed op de te behalen sterkte van beton of mortels. Dit omdat een betonspecie met o.a. een lagere water-cement-factor (verhouding cement ten opzichte van water) kan worden aangemaakt dan de mortelspecie, die wordt gebruikt voor de sterkteclassificatie van cement. Ook de opbouw van het toeslagmateriaal heeft invloed op de uiteindelijke sterkte van beton. De sterkteklasse van cement is daarom niet direct terug te voeren tot een maximale sterkteklasse voor beton of mortel.

 

De klasse 32,5 is aangewezen voor toepassingen waar geen hoge aanvangssterkte vereist is, bij gemiddelde omgevingstemperaturen (10° - 15°C) en constructies van courante dikte (< 50 cm).

 

Cementen met sterkteklasse 42,5 worden veelal gebruikt in geval de vereiste druksterkte van beton op 28 dagen 30 N/mm² moet overschrijden (d.w.z. hoger dan de klasse C25/30 volgens NBN B 15-001). Deze cementen zijn tevens geschikt om te gebruiken bij lagere temperaturen.

 

De klasse 52,5 wordt gebruikt voor toepassingen waarbij een nog hogere aanvangssterkte dan de klasse 42,5 vereist is. Bv. voor het snel ontkisten van geprefabriceerde elementen.